Nieuwsbericht

De deelmobiliteitskorting: welke korting is aanvaardbaar?

Profielfoto van Kennisplatform CROW
17 augustus 2023 | 4 minuten lezen

In een aantal grote steden bestaat de ambitie om auto’s zo veel mogelijk te weren uit de binnenstad. Daarnaast is het gebruik van deelmobiliteit toegenomen. Te denken valt aan het gebruik van elektrische scooters zoals Felyx, elektrische Biro’s van Lev en deelfietsen. Ook het gebruik van deelauto’s als Greenwheels wint aan populariteit. Dit kan betekenis hebben voor het aantal parkeerplaatsen dat nodig is ten behoeve van een nieuwe ontwikkeling.

In bestemmingsplannen is doorgaans opgenomen dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid (al dan niet op eigen terrein) en zij bevatten hiertoe vaak een verwijzing naar parkeerbeleid waarin de parkeerbehoefte wordt bepaald. In het parkeerbeleid wordt vaker opgenomen dat voor vormen van deelmobiliteit een korting mag worden toegepast op de parkeerbehoefte. Dit zou een ‘deelmobiliteitskorting’ genoemd kunnen worden. Op 7 juni 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) een uitspraak gedaan over deze korting beoordeeld hoeveel parkeerplaatsen minder mogen worden gerealiseerd vanwege het gebruik van deelauto’s. In deze blog bespreek ik de deelmobiliteitskorting en de betekenis hiervan voor de praktijk.

Flexibiliteit binnen de parkeerkencijfers van het CROW

Voor de vraag wat voldoende parkeergelegenheid is, wordt door gemeenten vaak aansluiting gezocht bij de parkeerkencijfers van het kennisplatform CROW. Op basis van deze kencijfers kan de parkeerbehoefte worden berekend. De meest recente en geactualiseerde kencijfers zijn neergelegd in publicatie 381 ‘Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen’ uit 2018. Bij de parkeerkencijfers is rekening gehouden met bijvoorbeeld de verstedelijkingsgraad, het gebiedstype en de functie. De kencijfers bieden ruimte voor flexibiliteit, omdat door het CROW een bandbreedte wordt gehanteerd van een minimum en maximum aantal parkeerplaatsen. Bij het bepalen van de precieze parkeernorm voor een nieuwe ontwikkeling kan het bevoegd gezag maatwerk toepassen binnen deze bandbreedte. Wanneer vormen van deelmobiliteit beschikbaar zijn, kan het bevoegd gezag in het parkeerbeleid bijvoorbeeld bepalen dat een parkeernorm aan de onderzijde (het minimum) van de bandbreedte aanvaardbaar is.

De kencijfers van het CROW voorzien op zichzelf niet in een korting vanwege de beschikbaarheid van deelmobiliteit. Verschillende gemeenten hebben al wel een dergelijke korting opgenomen in hun beleid. Uit de volgende uitspraken van de Afdeling blijkt dat de gemeenten Rotterdam en Eindhoven zulke kortingen al hebben toegepast. De uitspraak over Rotterdam is van belang omdat daaruit volgt dat een korting vanwege deelauto’s in beginsel mogelijk is. De uitspraak over Eindhoven in interessant omdat de Afdeling daarin beoordeelt hoe groot die korting mag zijn. Hierna zal ik dieper ingaan op deze twee uitspraken.

In beginsel mag een korting worden toegepast wanneer deelauto’s beschikbaar zijn

De Afdeling heeft op 17 maart 2021 geoordeeld dat het in beginsel mogelijk is om het aantal benodigde parkeerplaatsen naar beneden bij te stellen, omdat het gebruik van bepaalde vormen van deelmobiliteit verplicht is gesteld. Die uitspraak gaat over de restauratie en herbestemming van een postkantoor met nieuw te realiseren woontoren in het centrum van Rotterdam. Het college had daarvoor een omgevingsvergunning verleend waarbij op grond van het parkeerbeleid kortingen (‘bijzondere vrijstellingen’) waren toegepast op de parkeerbehoefte. De reden hiervoor was de nabijheid van een metrohalte en de beschikbaarheid van extra fietsparkeerruimte, het verplichte gebruik van Mobility as a Service (een service die toegankelijk is via een app, waarbij vormen van openbaar vervoer en deelmobiliteit worden gecombineerd in een reisadvies op maat) en deelauto’s. In het beleid waren hiervoor kortingen opgenomen variërend van 10% tot 40%. Deze kortingen mochten bovendien in combinatie met elkaar worden gebruikt. Na toepassing van de kortingen hoefden voor deze ontwikkeling slechts 32 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd (waarvan negen voor deelauto’s) in plaats van de oorspronkelijk berekende 227 parkeerplaatsen. De Afdeling oordeelde dat het parkeerbeleid en de kortingen niet onredelijk waren en dat het college deze heeft mogen toepassen. De Afdeling is daarbij echter niet ingegaan op de aanvaardbaarheid van het aantal parkeerplaatsen waarmee wordt gecorrigeerd.

Een korting van tien parkeerplaatsen per deelauto in centrumgebied lijkt redelijk

Op 7 juni 2023 heeft de Afdeling een andere uitspraak gedaan over de deelmobiliteitskorting. In deze uitspraak gaat de Afdeling dieper in op de aanvaardbaarheid van het aantal parkeerplaatsen waarmee wordt gecorrigeerd. De uitspraak gaat over een postzegelbestemmingsplan voor een woontoren in het centrum van Eindhoven. De gemeenteraad had in het bestemmingsplan een korting van 47 parkeerplaatsen toegepast vanwege de beschikbaarheid van vijf deelauto’s. In beleid van de gemeente Eindhoven was opgenomen dat in het centrum een deelauto tien reguliere parkeerplaatsen kan vervangen. De Afdeling oordeelde eerst dat niet was toegelicht en onderbouwd waarom deze korting kon worden toegepast in het centrum van Eindhoven. Daardoor kon de Afdeling niet beoordelen of de gemeenteraad de parkeerbehoefte in redelijkheid had kunnen vaststellen. De gemeenteraad kreeg vervolgens de gelegenheid om de korting van tien parkeerplaatsen per deelauto alsnog te motiveren en heeft daarop zijn huiswerk goed gedaan. Ter onderbouwing van de korting verwijst de gemeenteraad naar een zestal onderzoeken waaruit volgt dat een deelauto acht à dertien reguliere auto’s kan vervangen. Gelet daarop oordeelt de Afdeling in de uitspraak van 7 juni 2023 dat de gemeenteraad de korting van tien parkeerplaatsen in redelijkheid heeft mogen toepassen. De Afdeling acht ook van belang dat de gemeenteraad heeft gemotiveerd dat het autobezit afneemt en een deelauto steeds meer reguliere auto’s en parkeerplaatsen vervangt naarmate er meer aanbod is van andere vormen van (deel)mobiliteit en het aanbod van reguliere parkeerplaatsen afneemt. Dit laatste is in het centrum van Eindhoven het geval.

Betekenis voor de praktijk

De bovengenoemde uitspraken zijn interessant, omdat hieruit volgt dat gemeenten vrij ingrijpende kortingen kunnen toepassen op de parkeerbehoefte voor bijvoorbeeld deelmobiliteit. Zo blijkt uit de Eindhoven-uitspraak van 7 juni 2023 dat in centrumgebied een korting van tien reguliere parkeerplaatsen kan worden toegepast per deelauto, mits toereikend wordt gemotiveerd waarom die korting ter plaatse kan worden toegepast. Het komt mij voor dat bij toepassing van dezelfde korting in andere centrumgebieden in grote mate kan worden aangesloten bij de onderbouwing van de gemeenteraad van Eindhoven in combinatie met eigen (locatiespecifiek) onderzoek. De Afdeling lijkt bovendien begrip te hebben voor het willen weren van auto’s uit de binnenstad, het stimuleren van deelmobiliteit en het beperken van het aanbod aan reguliere parkeerplaatsen. De toepassing van dergelijke kortingen is dan ook een instrument dat veel mogelijkheden biedt aan steden die worstelen met autobezit en ruimtegebruik.

Ik verwacht dat dit niet de laatste uitspraak zal zijn over de deelmobiliteitskorting en kijk uit naar meer jurisprudentie hierover. Een aantal onduidelijkheden blijft voorlopig nog bestaan, zoals binnen welke afstand een korting mag worden toegepast en welke korting kan worden toegepast buiten het centrum of in kleinere steden en kernen. Naar mijn verwachting zal de motivering van het lokaal beleid en de besluitvorming van groot belang zijn. In de tussentijd is de deelmobiliteitskorting een onderwerp dat de (juridische) gemoederen bezig zal blijven houden en waarover ik graag met u meedenk.

GESCHREVEN DOOR:

Rosanne Bassie 
Advocaat